Spaans werkwoord vervoegen

Spaanse persoonlijke voornaamwoorden

Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar personen of zaken in enkelvoud of meervoud. Dat kan als onderwerp (ik, jij, etc), als lijdend voorwerp (me, je, het, etc.) of als meewerkend voorwerp (me, je, etc.). Ze kunnen alle drie tegelijk in een zin voor komen. (Ik heb je het gegeven)

Onderwerp
Sujeto
Lijdend voorwerp
Objeto directo
(Wie? Wat?)
Meewerkend voorwerp
Objeto indirecto
(Aan wie? Voor wie?)
Met voorzetsel
yo
ik
me
mij
me
mij / me
mi (conmigo)
met mij

jij
te
jou
te
jou / je
ti (contigo)
met jou
él
hij
ella
zij
ello
het
lo
hem
la
haar
lo
het
le of se (**)
hem
le of se (**)
haar
-
el (con el)
met hem
ella (con ella)
met haar
-
usted (*)
u
lo / la
u
le of se (**)
u
usted (con usted)
met u
nosotros, nosotras
wij
nos
ons
nos
ons
nosotros, nosotras
ons
vosotros, vosotras
jullie
os
jullie
os
jullie
vosotros, vosotras
jullie
ellos
ellas

zij
los
las
hen
les of se (**)

hun / hen
ellos
ellas

hen
ustedes (*)
u
los / las
u
les of se (**)
u
ustedes
u

(*) usted/ustedes verwijst naar de 2e persoon (jij/jullie), maar wordt grammaticaal gebruikt als 3e persoon (hij/zij)

(**) le of les wordt se bij de 3e pers als zowel het lijdend voorwerp als het meewerkend voorwerp met een l begint. Dus le lo wordt se lo, le las wordt se las, etc.

De plaats van het persoonlijk voornaamwoord in een zin:

Als lijdend voorwerp:
komt vóór de persoonsvorm (vervoeging van het werkwoord) of kan samengevoegd áchter het onvervoegd werkwoord indien er 2 werkwoorden zijn
  • La (la sopa)
    Ik eet het
  • Lo (el pollo)
    Ik eet het
  • El chico las (las plumas)
    De jongen koopt ze
  • El chico no las
    De jongen koopt ze niet
  • María los (los libros)
    Maria heeft ze
  • El chico la
    El chico la
    De jongen moet het kopen
  • El chico no la
    El chico no la
    De jongen moet het niet kopen
Als meewerkend voorwerp:
komt vóór de persoonsvorm of kan samengevoegd áchter het onvervoegd werkwoord indien er 2 werkwoorden zijn
  • Juan te un regalo
    Juan koopt een kado voor je
  • Juan no te un regalo
    Juan koopt geen kado voor je
  • Ella le una carta
    Zij schrijft hem/haar een brief
  • Juan nos un regalo
    Juan nos un regalo
    Juan wil een kado voor ons kopen
  • Juan no nos un regalo
    Juan no nos un regalo
    Juan hoeft geen kado voor ons te kopen




Indien lijdend vw én meewerkend vw in één zin:
Meewerkend voorwerp komt vóór het lijdend voorwerp.
Let op het accent bij de samengevoegde vorm!
  • Ellos me lo
    Zij geven me het
  • Ella te la
    Zij verkoopt je het
  • Se lo (le lo wordt se lo)
    Ik heb het voor je
  • El chico te la
    De jongen koopt het voor je
  • El chico no te la
    De jongen koopt het niet voor je
  • El chico te la
    El chico tela
    De jongen moet het voor je kopen
  • El chico no te la
    El chico no tela
    De jongen moet het niet voor je kopen

Samenvattend:

  • Sergio un regalo a Carmen
    Sergio brengt een cadeau mee voor Carmen
  • Sergio le un regalo
    Sergio brengt een cadeau mee voor haar
  • Sergio se lo (le lo wordt se lo)
    Sergio brengt het mee voor haar
  • Sergio lo
    Sergio wil het meebrengen
  • Sergio lo
    Sergio wil het meebrengen
  • Sergio se lo (le lo wordt se lo)
    Sergio wil het meebrengen voor haar
  • Sergio selo (le lo wordt se lo)
    Sergio wil het meebrengen voor haar


clock

Meest populaire Spaanse werkwoorden