Betrekkelijke voornaamwoorden (ook wel relatieve voornaamwoorden genoemd) verbinden hoofdzin en bijzin met
elkaar en verwijzen naar een woord in de
hoofdzin, waarop
de bijzin betrekking heeft (het antecedent) Een boek, dat ik echt mooi vind.
(dat is het betrekkelijk voornaamwoord en verwijst naar een boek)
Personen of zaken
que
dat, die, wat, waarin, etc
Is het meest gebruikte betrekkelijke voornaamwoord. Zaken kunnen vooraf worden gegaan
door voorzetsels als a, con, de, en
el que(la que, lo que, los que, las que)
degene, hetgeen, hij die, zij die
dónde, adónde
waar, waarvan, waarvandaan, waarheen, waarnaar
Gebruik dónde/adónde als het
gaat om een plaats
el cual(los cuales, la cual, las cuales)
degene, etc
Wordt gebruikt in schrijftaal
El hombre que allí se
llama
José. De man die je daar ontmoette heet José
La casa en que muy pequeña. Het huis waarin ik woon is erg klein.
Mi tía, la que dentista, a me hoy. Mijn tante, degene die tandarts is, komt me vandaag bezoeken.
Mi tío, el que taxista, a me mañana. Mijn oom, degene die taxichauffeur is, komt me morgen bezoeken.
Este el restaurante, dónde nuestro
cumpleaños. Dit is het restaurant, waar we onze verjaardag vieren.
Esta la playa, adónde todos los veranos. Dit is het strand waar we elke zomer heen gaan.
Personen
quien(es)
wie
Als 'quien' het lijdend voorwerp is in de zin, wordt het voorafgegaan door het
voorzetsel a
¿ quien debajo de Paco? Weet jij wie er onder Paco woont?
a quienes lo
. Help degenen die het nodig hebben.
Bezit
cuyo(cuya, cuyos, cuyas)
van wie, wiens, wier, waarvan
Wordt gebruikt bij personen en zaken.
Cuyo verbuigt (cuya,
cuyos, cuyas) niet naar de bezitter, maar naar het
bezit.
Juan, cuyo coche , mi hermano. Juan, wiens auto ik gebruik, is mijn broer.
Juan, cuyas hijas muy
famosas, una
problema. Juan, wiens dochters erg beroemd zijn, heeft een probleem.